Nieuws

Nederlandse welvaart dankzij 50 jaar Gronings gas

Het was op 22 juli 1959 dat op een bietenveld van een Groningse landbouwer ’s morgens in alle vroegte aardgas werd aangeboord. Niemand had toen kunnen weten dat het gasveld dat toen werd aangeboord een van de grootste er wereld zou zijn en de daaropvolgende decennia een van de belangrijkste inkomstenbronnen voor Nederland zou vormen. Nederland had een goudmijn aangeboord. Volgens berekeningen van de Rijksuniversiteit Groningen heeft het aardgas de Nederlandse staat tot nu toe ruim 211 miljard euro opgeleverd.


Leestijd: 3 minuten

Ging men aanvankelijk uit van een omvang van de Groningse gasbel van 60 miljard kubieke meter, nu blijkt dat deze voorraad in het begin 2800 miljard kubieke meter in het begin moet zijn geweest. Daarvan is nu meer dan de helft gewonnen. ‘We hebben nu zo’n 1800 miljard kubieke meter gewonnen, oftewel zo’n zestig procent van de oorspronkelijke hoeveelheid’, zegt Henk Heeringa, woordvoerder van Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in Assen.

Volgens Heeringa resteert er nu nog zo’n duizend miljard kubieke meter aardgas in het Groningse gasveld. Hij denkt niet dat de reservevoorraad uiteindelijk toch groter zal blijken dan gedacht. ,,Nee, ga er maar vanuit dat dit nu echt de werkelijke reservevoorraad is. We hebben tegenwoordig betere technieken om voorraden in kaart te brengen dan vroeger, dus die duizend miljard, dat is echt de voorraad die we nu nog in Groningen hebben”, zegt Heeringa.

,,Volgens onze jongste prognose zullen we nog vijftig jaar lang van het Groningse gasveld gebruik gaan maken”, aldus Heeringa. Daarbij is het wel zo is dat de NAM zo zuinig mogelijk omspringt met de Groningse gasvoorraad: eerst worden de kleinere velden in de rest van Nederland opgemaakt. Daaruit is inmiddels 1400 miljard kubieke meter gas geproduceerd, de helft van het oorspronkelijke Groningen veld.”

De kans dat elders in Nederland nog meer kleinere velden worden gevonden, is volgens Heeringa praktisch nihil. ,,Nee, die kans is er eigenlijk niet. De Nederlandse bodem, onshore en offshore, is uitstekend in kaart gebracht en de kans dat we nu toch nog weer ergens een voorraad vinden is uiterst klein”, zo betoogt Heeringa.

De Nederlandse schatkist heeft enorm geprofiteerd van de Groningse gasvoorraad. Mede ook dankzij het feit dat de aardgasprijs werd gekoppeld aan de stijgende olieprijzen. Maar slechts een beperkt deel is gebruikt voor investeringen. De Groningse oud-hoogleraar openbare financiën aan de Rijksuniversiteit Groningen Flip de Kam schatte vorige week dat ruim 52 miljard euro, bijna een kwart, in de periode 1959-2009 is besteed aan de sociale zekerheid. Ook naar openbaar bestuur en veiligheid ging een fors deel van de inkomsten. Volgens De Kam is uiteindelijke slechts 15 procent besteed aan investeringen in de nationale infrastructuur. In zijn visie is het geld daarmee ,,in rook opgegaan”, in plaats van geïnvesteerd.

Jan Oosterhaven, hoogleraar regionale economie aan de Rijksuniversiteit Groningen, gaat ervan uit dat de berekeningen van De kam kloppen, al had hij niet verwacht dat slechts 15 procent van alles aardgasbaten is geïnvesteerd. Maar volgen hem heeft Nederland haar lesje nu toch wel geleerd en wordt het aardgas-geld de laatste jaren toch wel degelijk ook aangewend om te investeren in de Nederlandse economie. ,,Om investeringen met het aardgasgeld te bevorderen is het ‘Fonds Economische Structuurversterking’ opgericht. Nadat Nederland het aardgasgeld in de jaren zeventig en tachtig vooral in sociale voorzieningen stak, hetgeen het begrip ,,Dutch Disease” opleverde, is er meer oog gekomen voor het belang van investeringen. Dat is nu dus een hele verbetering, al gaat een gering deel van de aardgasopbrengsten nog steeds naar de begroting. En dat is economisch gezien niet wenselijk: je kunt het geld dat je nu verdient beter volledig steken in iets dat in de toekomst geld oplevert”, zo betoogt hij.

Volgens hem heeft het Noorden weinig profijt van dit Fonds Economische Structuurversterking: van uitgaven uit de complete investeringspot is 88 procent in de Randstad terecht gekomen, negen procent in het oosten, twee procent in het Zuiden en 1 procent in het Noorden.