Nieuws

Grote stukken land in Groningen nu aangewezen voor waterberging

Tijdens de verkiezingscampagne voor Provinciale Staten zorgde het voor grote commotie en verdeeldheid tussen de politieke partijen. Maar nu is er toch overeenstemming bereikt over het reserveren van grote gebieden in de provincie Groningen voor de waterberging. In noodgevallen kan het water daar heen worden geleid. Betrokken boeren blijven ongelukkig met het voorstel.


Leestijd: 3 minuten

De stuurgroep Water 2000+ blijft althans achter haar advies staan om vijftien gebieden in Groningen en Noord-Drenthe aan te wijzen en in te richten voor waterberging. De stuurgroep constateert dat haar voorstellen voor de periode tot 2015 door alle besturen zijn onderschreven. Ten aanzien van de maatregelen die na 2015 aan de orde zijn heeft alleen het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s nog niet kunnen instemmen met de aanwijzing van 3 landbouwgebieden rond Winschoten.Provinciale staten van Groningen en Drenthe behandelen binnenkort de voorstellen voor meer veiligheid tegen overstroming.De waterbergingsgebieden zijn, samen met het verhogen van de kaden langs de kanalen, nodig om de veiligheid tegen overstroming in grote delen van Groningen en Noord-Drenthe op peil te brengen. Die veiligheid is nu onvoldoende en dreigt, als we geen maatregelen nemen, nog verder af te nemen door de voortgaande klimaatverandering en bodemdaling.De stuurgroep vindt dat ook de landbouwgebieden Westerlanden, Ulsderpolder en Vriescheloërvennen moeten worden aangewezen, omdat deze volgens haar onmisbaar zijn in het geheel vanwege hun grote capaciteit voor waterberging en hun strategische ligging. Weglaten van deze bergingsgebieden brengt niet alleen de veiligheid van grote gebieden rond Winschoten en Hoogezand, maar ook van de stad Groningen en Appingedam-Delfzijl in gevaar. Dat kan alleen met een kostbare extra verhoging van de boezemkaden worden verholpen. Op plaatsen waar de kaden worden verhoogd zal de veiligheid hoger zijn dan elders, zodat niet meer aan alle burgers dezelfde bescherming wordt geboden.Bij de betrokken landbouwers bestaat weerstand tegen het gebruik van agrarisch gebied voor de tijdelijke opvang van kanaalwater in noodsituaties. Om daaraan tegemoet te komen wil de stuurgroep een drietal zorgpunten nader onderzoeken.PlanschadeIn de eerste plaats wil de stuurgroep meer inzicht krijgen in mogelijke planschade voor landbouwers en andere betrokkenen. Daarom zal een onafhankelijk adviesbureau voor enkele gebieden nagaan wat de invloed van de aanwijzing als waterberging is op de waarde van de aanwezige agrarische bedrijven en ander onroerend goed. Eventuele planschade wordt aan betrokkenen vergoed via artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening.Het tweede zorgpunt betreft de (keten)aansprakelijkheid die agrarische bedrijven dragen voor de veiligheid van hun producten. Wanneer die veiligheid niet meer kan worden gegarandeerd, kunnen afnemers besluiten de producten niet meer af te nemen. Die situatie zou kunnen ontstaan nadat een bergingsgebied enige tijd onder water heeft gestaan. In verband hiermee wil de stuurgroep nu al een goed beeld hebben van de huidige kwaliteit van het water en de bodem in bergingsgebieden.Overigens wordt de eventueel hieruit voortvloeiende schade gedekt door een speciaal voor waterbergingsgebieden opgestelde Noordelijke schaderegeling. De stuurgroep wil dit punt echter ook landelijk onder de aandacht brengen om tot sluitende afspraken met de betrokken partijen te komen.Tenslotte wil de stuurgroep in de verdere toekomst onderzoeken of het betaalbaar is, vanuit een oogpunt van kosten effectiviteit, om de grond in de agrarische bergingsgebieden aan te kopen. De betrokken boeren zouden hun bedrijf dan als pachter voort kunnen zetten.De stuurgroep benadrukt dat naast deze waterbergingsgebieden in de toekomst meer maatregelen nodig zijn om het water in de hoger gelegen (bovenstroomse) gebieden langer vast te houden om de lage (benedenstroomse) gebieden zoveel mogelijk te ontzien. Deze ontwikkelingen moeten de komende jaren vorm krijgen bij de uitwerking van de onlangs uitgebrachte stroomgebiedsvisie.