Nieuws

Bodem Groningen twee centimeter meer gedaald dan voorspeld

De bodem van de provincie Groningen is tot nu toe twee centimeter meer gedaald dan verwacht. De gaswinning in Groningen zal twintig jaar langer doorgaan dan verwacht. Dat zijn twee opmerkelijke feiten uit een nieuwe prognose van de NAM over de gevolgen van de winning van aardgas voor de Groningse bodem.


Leestijd: 1 minuut

De bodem in de provincie Groningen zal in het jaar 2070 maximaal 54 centimeter zijn gedaald. Dat blijkt uit een nieuwe prognose van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) over de gevolgen van aardgaswinning in het Noorden voor de bodemdaling.

De laatste keer dat de NAM een prognose uitbracht was in 2005 en had betrekking op de periode tot 2050. Maar omdat er langer dan verwacht gas gewonnen kan worden heeft een nieuwe prognose betrekking op de periode tot 2070, zo maakte een NAM- woordvoerder donderdagmiddag bekend.

De bodemdaling als gevolg van gaswinning uit NAM-velden in Groningen, Friesland en Noord-Drenthe verloopt grotendeels in overeenstemming met eerdere verwachtingen.

Dankzij het toepassen van nieuwe technologieën en innovaties en een aantal andere maatregelen is het nu duidelijk dat er langer gas kan worden gewonnen uit het Groningen-gasveld. Het nieuwste rapport 2010 toont daarom naast de bodemdaling prognose voor 2025 en 2050, ook de bodemdaling prognose voor 2070.

Uit de metingen blijkt dat de huidige bodemdaling in Groningen die sinds de start van de gaswinning daadwerkelijk is opgetreden in het centrum van de schotel boven het Groningen-veld circa 30 centimeter bedraagt. Dit is 2 centimeter meer dan gemodelleerd in 2005. Een aangepaste analysemethode is hiervan een van de oorzaken.

Ook de prognose voor bodemdaling boven de NAM-gasvelden in Friesland is iets gewijzigd ten opzichte van 5 jaar geleden. Bij Tietjerksteradeel wordt nu iets meer daling verwacht, terwijl de daling in de omgeving van Anjum beperkter zal blijven.

Waterhuishouding

De NAM verwacht dat de nieuwe prognose op korte termijn geen aanleiding zal geven tot significante wijzigingen ten opzichte van reeds voorziene waterhuishoudkundige maatregelen door waterschappen of andere overheden.