Nieuws

RuG-hoogleraar waarschuwt voor Wet Basisvoorziening Kinderopvang

De Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) die in 2004 wordt ingevoerd, beslaat niet meer dan veertig procent van de kinderopvangmarkt. Met het informele kinderopvangcircuit, dat zestig procent van de totale markt inneemt, wordt totaal geen rekening gehouden.Dit stelt prof. dr. J. Plantenga van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG).


Leestijd: 1 minuut

Plantenga werd dinsdag aangesteld als bijzonder hoogleraar sociaal-economische aspecten van kinderopvang. Zij baseert zich op de resultaten van een representatieve enquête die zij heeft gehouden onder 2500 gezinnen met jonge kinderen.,,Gezien de nadruk op keuzevrijheid waarmee de wet wordt gepresenteerd is het eigenlijk niet goed te verdedigen waarom ouders alleen een financiële tegemoetkoming krijgen als zij gebruik maken van formele kinderopvangarrangementen’’, vindt zij. Slechts tien procent doet louter een beroep op de formele kinderopvang.Bovendien blijven voor werknemers met een ongunstige CAO de kosten van formele kinderopvang hoog. In de WBK krijgen in principe alle ouders die arbeid en zorg combineren recht op een financiële tegemoetkoming voor kinderopvang. Over de uiteindelijke prijs van kinderopvang is bij de introductie van de wet echter nog veel onduidelijkheid.,,De financiering wordt verdeeld over overheid, consument en werkgever’’, legt Plantenga uit. ,,De bijdrage van de werkgevers is echter niet verplicht, maar afhankelijk van CAO-afspraken.’’ Een ontbrekende werkgeversbijdrage wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een extra overheidsbijdrage, maar bij lange na niet voldoende.Uit het onderzoek blijkt dat een kwart van de huishoudens waarin beide partners arbeid en zorg combineren helemaal geen gebruik maken van kinderopvang. Dat zijn vooral kleine anderhalfverdieners die de arbeidstijden zo weten te plooien dat men de zorg voor kinderen niet hoeft uit te besteden.