Nieuws

Onderzoek na zelfmoord scholiere: 'School valt weinig te verwijten'

De school van de 15-jarige scholiere Fleur Bloemen, die in december vorig jaar voor een trein sprong, valt weinig te verwijten. Dat blijkt uit een onderzoek onder leiding van socioloog René Veenstra van de Rijksuniversiteit Groningen, dat op verzoek van het AOC Terra in Meppel is gedaan.


Leestijd: 2 minuten

Volgens de onderzoekers had de tiener in de dagen voor haar dood ruzie met klasgenoten. Die ruzie escaleerde zo snel dat ingrijpen door de school bijna niet mogelijk was. Het blijft voor de onderzoekers onduidelijk of alleen dit conflict verband had met haar zelfmoord of dat er ook andere zaken een rol speelden.

De school wilde van de onderzoekers weten of er signalen over pesten zijn geweest en wat daar intern mee is gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat Fleur, die in het vierde jaar van haar opleiding zat, niet chronisch werd gepest. Wel was ze al vanaf de eerste jaar van haar opleiding regelmatig betrokken bij incidenten. 'Deze problemen zijn opgemerkt, genoteerd in een logboek en ook de ouders waren op de hoogte', aldus Veenstra.

In de dagen voor haar dood liep zo’n incident uit de hand. Dat ging zo snel dat de school onvoldoende tijd heeft gehad om uit te zoeken wat er precies aan de hand was, zeggen de onderzoekers. 'De ruzie ontstond op vrijdag. Die dag en ook maandag zijn er gesprekken met de betrokken leerlingen geweest. Dinsdag, de dag waarop Fleur zich van het leven beroofde, zou er opnieuw gesproken worden.'

De commissie adviseert het AOC Terra om de mentor van de scholieren een belangrijkere rol te geven. De mentor moet meer tijd krijgen om probleemgevallen te helpen en ook meer een coördinerende rol krijgen in de hulpverlening die een leerling krijgt. 'In dit geval wist iedereen een beetje, maar niemand wist alles', zegt Veenstra. Zo wist de school bijvoorbeeld niet dat Fleur vanwege privéproblemen ook hulp kreeg.