Nieuws

Groningen wijst Bestuursakkoord met Rijk af

B en W van Groningen gaan niet akkoord met een Bestuursakkoord zoals dat is gesloten tussen alle Nederlandse gemeenten en het Rijk. Dat akkoord levert wel meer vrijheid op voor gemeenten, maar de vrees bestaat dat dat financieel behoorlijk nadelig uit kan pakken.


Leestijd: 1 minuut

Het Groninger college van Burgemeester en Wethouders zegt nu ‘Nee, tenzij’ tegen het Bestuursakkoord dat het bestuur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) onlangs sloot met het Rijk.

Het college is van mening dat de richting die het Bestuursakkoord beoogt een goede is. Meer (autonome) verantwoordelijkheden voor gemeenten juicht het college toe. De voorwaarden van het Bestuursakkoord bieden echter nog onvoldoende mogelijkheden. Het Bestuursakkoord biedt namelijk op tal van punten nog geen (financiële) helderheid.

En daar waar er wel helderheid wordt geboden wordt de theoretische beleidsvrijheid praktisch gezien doorkruist doordat de gemeente aanzienlijk minder middelen en dus mogelijkheden krijgt. In het bijzonder geldt dit voor de aangekondigde Wet werken naar vermogen en vooral voor de Sociale Werkvoorziening.
Voorwaarden deels onhelder en deels onwerkbaar
Het is niet mogelijk om aan te geven of het bijbehorende budget voor de Stad toereikend is. En dat geldt vooral voor de onderdelen jeugdzorg en begeleiding.

Het Bestuursakkoord gaat veelal uit van macrobudgetten en bevat nog ruime marges. Zo wordt voor de begeleiding uitgegaan van een bedrag tussen de € 2 en € 3 miljard. En voor de jeugdzorg wordt gesproken over een bedrag van ongeveer € 3 miljard. Er wordt voor de jeugdzorg nog een voorbehoud gemaakt voor onderdelen met een ’specialistisch karakter’.

Het is niet mogelijk gebleken per saldo een precieze inschatting te maken welk effect het Bestuursakkoord op Groningen zal hebben. Het blijft een beeld op hoofdlijnen. Burgemeester en Wethouders concluderen dat de voorgestelde regelvrijheid weliswaar groot is, maar deze regelvrijheid wordt in de praktijk beperkt doordat de gemeente aanzienlijk minder middelen – en dus mogelijkheden – krijgt.