Economie

Productiviteitsstijging binnen Nederlandse marktsector

Internationaal onderzoek onder leiding van de Rijksuniversiteit Groningen toont aan dat de algehele productiviteits-vertraging in Europa belangrijke verschillen tussen landen verbergt. De Nederlandse economie heeft het qua productiviteitsprestatie relatief goed gedaan.


Leestijd: 3 minuten

Dat geldt in het bijzonder binnen de marktsector, vooral marktdiensten als de detail- en groothandel en de transportsector. Daar staat tegenover dat er aanzienlijk ruimte voor verbetering is binnen andere bedrijfstakken zoals de financiële en zakelijke dienstverlening.

Overigens is de productiviteitsgroei in Nederland aanzienlijk lager geweest dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. In de niet-marktsector (inclusief gezondheidszorg, onderwijs en overheid) is de productiviteitsgroei in Nederland sinds het midden van de jaren negentig zelfs sterk achtergebleven.

Dit zijn enkele resultaten die zijn ontleend aan EU KLEMS. Dat is een nieuwe databron voor maatstaven van economische groei en productiviteit voor de Europese Unie, alsmede de Verenigde Staten en Japan. Donderdag 15 maart 2007 is deze database in Brussel gepresenteerd door het EU KLEMS-onderzoeksconsortium, dat bestaat uit 16 onderzoeksinstituten en universiteiten in Europa.

De RUG heeft dit Europeesbrede onderzoeksproject gedurende de afgelopen tweeënhalf jaar als hoofdonderzoeker aangevoerd. In Nederland hebben het Centraal Planbureau en het instituut AMBER van de Vrije Universiteit in Amsterdam tevens aan het onderzoek meegewerkt. Het onderzoek is gefinancierd door het Directoraat Generaal Onderzoek van de Europese Commissie in het kader van het Zesde Kaderprogramma.

Grote verschillen tussen landen

Het onderzoek laat grote verschillen in productiviteitsgroei tussen Europese landen zien. De algehele vertraging in de groei van de arbeidsproductiviteit in de EU sinds het midden van de jaren negentig is in belangrijke mate te wijten aan de ineenstorting van productiviteitsgroei in Italië en Spanje, en een meer gematigde vertraging in Duitsland en Frankrijk.

De productiviteitsgroei in Engeland is slechts enigszins vertraagd en in een aantal kleinere landen, waaronder Griekenland, Ierland en Nederland, is deze zelfs versneld – in ieder geval voor de marktsector van deze economieën. De productiviteitsgroei in de nieuwe lidstaten van de EU is veel sneller geweest, vanwege een inhaalmanoeuvre ten opzichte van het productiviteitsniveau in de ‘oude’ EU-15. Dit is echter gepaard gegaan met een sterke afname van de werkgelegenheid.

ICT

De meeste ‘oude’ EU-landen hebben in de afgelopen tien jaar een verbetering laten zien in de groei van de werkgelegenheid. De bijdrage van meer scholing aan de productiviteitsgroei is echter gestagneerd. Niettemin vertoont het gemiddelde scholingsniveau een toenemende trend.

Tevens blijkt dat de verschuiving van investeringen van kapitaalgoederen anders dan informatie en communicatietechnologie (ICT) naar ICT-kapitaal (computers, telecommunicatieapparatuur en software), in Europa veelal langzamer is geweest dan bijvoorbeeld in de VS.

In Nederland hebben investeringen in ICT, in combinatie met een efficiënter gebruik van de productiemiddelen, belangrijk bijgedragen aan de verbeterde productiviteitsprestatie in de handels- en transportsector. Evenals elders in Europa is de productiviteitsbijdrage van meer scholing in deze bedrijfstakken echter achtergebleven.

Toekomst

De onderzoekers constateren dat het moeilijk valt te voorzien welke bedrijfstakken in de toekomst de meest productieve zullen zijn, omdat de ontwikkeling van technologie en innovatie per definitie moeilijk is te voorspellen.

De toekomst van de productiviteitsgroei in de Europese Unie zal vooral afhangen van een efficiëntere benutting van een beter geschoold werknemersbestand, het realiseren van markthervormingen die de allocatie van kapitaal en andere hulpbronnen naar de meest productieve bedrijven in de economie faciliteren, en verbeteringen in het innovatieve vermogen van bedrijven en instellingen in de markt- en overheidssectoren van de economie.